U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boer"
Resultaten 101 - 120 van 343
- gat: De boer kan met het haalve gat de ploougboom deeiper of hoger zetten
- geil: Van de tien jaor wint de geile boer ien jaor (Buinen)
- geld: Geld sprek, zee de rieke boer en doe houwde hij met de geldbuul op taofel (Havelte)
- geldschieter: Wat zet die boer grote stallen, die zal wel een goeie geldschieter hebben (De Wijk)
- genarmd: Vrogger worde bij de boer niet vake genarmd elopen; aj der ies een paar zagen, zèren ze wel ies: di
- gesleuten: Op kooustal hef die boer allennig dicht gesloten beeist staon (Eext)
- gezicht I: as een boer, die koezenzèer hef (Geesbrug)
- giego: Haover, zee die boer bij oous, zo zwaart as de giego (Eext)
- gierig: Daor giet ok een gierige boer
- grel: Het is een grelle boer in 't warken (Sleen)
- gresmieger: Die boer hef almaol gresmiegers (Sleen)
- gresschief: As een boer gresland wil ploegen, dut hie een gresschie in de ploeg um het gres te snieden (Coevorden)
- grommelschoer: De locht kek zoer, zee de boer/Wij kriegt nog vast een grommelschoer (Coevorden)
- grondpries: De grondpriezen ligt veul te hoog, zo kan die jong nooit gien boer worden (Zwartemeer)
- groot: Hij is groot boer, die kan het wal doon (Hijken)
- grootknecht: De grootknecht kan de boerderij net zo goed regeln as de boer (Eext)
- grootknecht: Een boer met tien keuien haar vrouger een grootknecht, een klainknecht en een maid (Peize)
- haan: Zeuven hounder en een haon, daor kan een boer niet van bestaon (Rolde)
- haarden I: De knecht kan niet best bij die boer haarden (Eext)
- half I: Hie is half boer