U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bos"
Resultaten 101 - 120 van 133
- riefsel: Gooi dat bos riefsel mor bij op de bult (Balloo)
- rik: Haal ies even een rikke uut de bos (Ruinen)
- roekenkolonie: Ien het Echtense bos zit al jaoren een roekenkolonie (Hoogeveen)
- rokerig: Het kan wel ies mistig wörden, het is al wat rokerig in de bos (Ruinerwold)
- rokerig: um de bos (Emmen)
- schiensel: Wij zaten mooi bij het schiensel van de maon op een baankie in het bos (Ekehaar)
- sleeppèerd: Het sleeppeerd haolt in het bos de bomen oet het bos oet (Eext)
- slepen: Ze slepen de bomen tou de bos oet (Roderwolde)
- slingerdeslag: wat slingerdeslag deur het bos (Hoogeveen)
- smoesterig: Het is smoesterig om de bos (Zeyen)
- smokig: Het is smokig om de bos (Zeyen)
- sprokkel I: Overal leupen van die grote sprokkels in de bos; ie kunden nargens ies even gaon zitten (Ruinerwold)
- sprokkelholt: Loop is naor het bos in en haol is wat sprokkelholt (Eext)
- stief: Hij woont stief an de bos (Diever)
- stobbe I: In de oorlog gingen mien moeder en ik in het bos stobben rooien
- strekken I: Die kaamp strekt hielendal tot an het bos toe (Westdorp)
- stro: Die jandoedel, ie mut hum een bos stro achter het gat verbraanden, aans komp hij niet tot daoden (Broekhuizen)
- stroziel: Eerst meien, dan de strozele um de bos en dan in garsten zetten; zo gunk dat eerder (Fluitenberg)
- telg: Even een telg uut de bos halen (Hollandscheveld)
- toegholt: In dat bos zat nogal wat toegholt (Schoonlo)