U zocht voorbeeldzinnen met daarin "broek"
Resultaten 101 - 120 van 126
- schroeten: Schroeten en in de broek drieten, dat is alles, wat e kan
- schutterig: Die broek is neet arg schone en hij komp er vake schutterig uut
- sjoekbroek: Een sjoekbroek was een manchester broek (Meppel)
- slag II: De broek kan een slag groter (Westerbork)
- sleet I: Die broek kuj gauw weggooien, want de sleet zit er in (Klazienaveen)
- slietplek: Deur altied mor an een bureau te zitten, kriej sleetplekken in de broek (Hooghalen)
- slurpien: Eerder hadden wij doppies, non broek wij slurpies (Exlo)
- stiefoet: De broek stun stiefoet van smeer (Zeyen)
- stoethaspel: Netuurlijk, zo'n stoethaspel as ieje krig drekt weer een winkelhaoke ien de neie broek (Ruinerwold)
- strempie: De broek opholden mit een strempie (Hollandscheveld)
- stuutsiekoorden: Hij hef een scheure in zien stiesiekoorden broek (Pesse)
- swans: Hij leup met zien swans uut de broek (Klazienaveen)
- treksluting: Elke gewone broek hef een gölpe van veuren; eerder waren het knopen, tegenswoordig bint ze mit trek (Wapserveen)
- verkörten: Die broek is veuls te lang, die mut verkort worden (Broekhuizen)
- voddenzak: Die versleten broek kan in de voddezak (Klazienaveen)
- vodderig: Een vodderige broek (Westerbork)
- voeligheid: Hie hef voeligheid an de broek
- vuur: Hij lop niet hard, al hef e het vuur ok in de broek
- wappern: De broek wappert, ...slobbert hum um het gat (Dwingelo)
- warm: Aj oen moe nog weer een grote mond dörven te geven, dan za'k oe de broek ies warm maken