U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dat"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 101 - 120 van 500
- akster: Dat maegie is zo wies as een akster (Diever)
- akster: Dat wichtien is een akstertien (Sleen)
- aksternust: De jongen hebt het eksternust oethaald, dat boven in de bome zat (Beilen)
- alarmmaker: Wat is dat een alarmmaker! (Noordscheschut)
- albemui: Dat wief is een albemeui (Rolde)
- alderaosie: Wat gaf dat een alderaosie, die zigeuners in het darp (Sleen)
- algemien I: Deurdat het algemeen dat zo zee
- algemien I: Dat is een man veur het algemien
- algemien II: Dat wordt toch algemien ezegd (Hollandscheveld)
- algemien II: Dat is heil gewoon volk, heil algemein (Vries)
- alias: Wat is dat een alias, die vent (Zweelo)
- alle: Daor was alle kans op, dat e mit wol (Smilde)
- allegaar: Dat doe ik allegaar veur niks (Stuifzand)
- allendeksel: Alledeksels, dat scheelde maor weinig (Eext)
- allendrommels: Alledrommels, dat scheelde maor weinig (Eext)
- allenduvel: Hie kent dat allenduvel
- alleraordigst: Alleraordigste mensken bint dat (Stieltjeskanaal)
- allerbedroefdst: Allerbedroefdst, zo as dat wicht er zitten bleef (Oosterhesselen)
- allerbezeupendst: Dat is jao gien gezicht, man, dat liekt jao allerbezeupendst (Hijken)
- allereerst: Allereerst muj dat ofmaken (Geesbrug)