U zocht voorbeeldzinnen met daarin "glas"
Resultaten 101 - 110 van 110
- walm: Boven het glas van de pietereulielaamp hung een schel um de walm op te vangen (Beilen)
- wenken: Hie steeit veur het glas te wenken daj kommen moet (Eext)
- witvriezen: Toen ik vanmörgen oet het glas keek, was alles witvroren (Barger Oosterveld)
- wrieven: Ik wil even dat smèer van het glas ofwrieven (Weerdinge)
- zeemleren: Met een zeemleren lap mak ze het glas in de
- zitten: Hie zit wat veur het glas te kieken (Odoorn)
- zoegnap: De schilder gebruukt zoegnappen um glas te verplaotsen (Borger)
- zoel I: Kwaojonges mugt geern met de zoel stoef an het glas langs gaon um het volk in hoes te laoten schrikk (Eext)
- zunneklips: Ze keken deur een beroet glas naor de zunneklips (Hoogeveen)
- zwiepen: De takken zwiepten tegen het glas an (Borger)