U zocht voorbeeldzinnen met daarin "groot"
Resultaten 101 - 120 van 281
- halsgat: Die hef een groot halsgat
- halsgat: Het halsgat is veul te groot, dat hes do niet goed brèeid (Sleen)
- halster I: Kinder wordt groot, die wilt niet altied an het halster lopen
- haorbried: Die twei jonges bint èven groot, der is gien haorbried verschil ien (Ruinerwold)
- Harm: Harm hej 't warm/Kroept in een koedarm/Kroept in de sloot, dan bij morgen groot (Hoogeveen)
- hart I: Hij hef een groot hart
- hart I: As kinder klein bint, trapt ze je op het klied, as ze groot bint op het hart (Oosterhesselen)
- hazepeper: Hazepeper is een plantien van sikkom 15 cm. groot mit een broen bloumpie (Roswinkel)
- heidam: De druk van het waoter was zo groot, dat de haile haidam der uut vloog (Valthermond)
- hoed II: Gien hooud zo groot of der past wel 'n kop under (Eext)
- hoefblad: Der is klein hoefblad en groot hoefblad (Hoogeveen)
- holterig: Wat is dat een groot holterig vrouwmens (Barger Compascuum)
- hörp: *Drie hörpen groot/Kunt stekken 'n peerd dood (Padhuis)
- hosse: Hosse, bosse bente/'t Schaopie lop in Drente/'t Schaopie lop in 't gruine gras/Ik wol dat ik groot w (Peize)
- inhold: Hoe groot is de inhold van je melktank? (Schoonebeek)
- inspanning: Die inspanning was hum net te groot (Weerdinge)
- inzèeien: Een mudde laand is zo groot, daj een mudde rogge neudig bint um in te zeien (Broekhuizen)
- kaarn: Het duurde nog wel eventies veur de kaarn groot is (Diever)
- kaarn: Zij had zeker de hekse in de kaarn, want zij kun de botter niet groot kriegen (Noordscheschut)
- kachelgat: Het gat is te groot, der mut een ring bij op (Sleen)