U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hen"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 101 - 120 van 500
- bössel: Die hef iene hen bössel binden
- bossen I: Mit de kienderwagen, daor wörde ook mit hen en weer ebost (Havelte)
- bot II: Het is wel makkelijk, aj wat bot hebt, aj de auto argens hen zetten moet (Wapserveen)
- botterfebriek: Veurdat er hier een botterfebriek was, gungen de boeren hen Coevern (Sleen)
- boven: hadden, mussen ij hielmaol hen boven um de koenen op te halen
- branden: Wij gaot hen paosvuur branden (Sleen)
- branden: 's Meitieds gaot de boeren hen braanden
- branden: Vrogger gungen ze hen vene braanden
- briefkaort: Aj atmet hen Beilen gaot, woj dan wal even een paar breefkaorten metnemen? (Hijken)
- brik I: De boer spande het pèerd veur de brikke en gonk er mit hen Möppelt (Ruinen)
- bröds: Een brödse hen kwam in een zak an de boom te hangen (Borger)
- broeken I: Gebroek dien verstand is en gao met hen hoes
- broeken II: De jongen broekt mij iedere keer deur het grös hen (Elim)
- brood I: Ie mut niet ene hen brood halen sturen, die zolf honger hef (Hollandscheveld)
- brood I: As ik hier brood heb, gao ik veur stoet niet hen het boetenlaand (Emmen)
- bruien: Een slachte hen wordt bruid, omdat e dan beter plukt worden kan (Roderwolde)
- brutaolweg: Hie luup brutaolweg hen boven (Sleen)
- buiten II: Eerder gungen bepaalde lu, zoas dien opa, wel hen buiten. Dan gungen ze op de kneien bie een zeik de (Barger Oosterveld)
- bulten: Wij moet vandaag hen törf bulten (Oosterhesselen)
- bundel: Rooie L. trök met zien bundeltien spullen op de nak hen Holland, hen grösmèeien (Padhuis)