U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoog"
Resultaten 101 - 120 van 120
- stoek I: Een stoeke is 5 x 2 hoog (Dalen)
- stoek I: 4 x 2 hoog (Barger Oosterveld)
- stoek I: 10 hoog (Coevorden)
- stoek I: hoog en een schune der boven op (Elim)
- stoppelklaver: Stoppelklaver weur wel een halve meter hoog (Geesbrug)
- stukloon: Het stukloon in die fabriek was niet hoog (Hooghalen)
- taxeerder: De taxeerder hef het veuls te hoog schat (Buinen)
- theeboom: Een theeboompie is een struuk van een dikke meter hoog met trossen witrose bloempies. Een olderwetse (Kloosterveen)
- törfkaor: De törfkaor was plat met een hoog achterstuk (Weerdinge)
- tuugkörf: De tuugkörf was wit, van gespleten kribbels en ongeveer 80 cm hoog (Sleen)
- verzet II: Het schepen gebeurde mit verzetten en dei waren 8 Ã 9 laogen hoog (Barger Compascuum)
- voel I: De hamel mus hoog in de boom, maor de voelen kwamen op de mestbult (Padhuis)
- waor II: Bie hoog en leeg höl e vol, dat het woor was, wat e zee (Barger Oosterveld)
- water: Hie hef last van hoog water
- welstand: In die jaoren was de welstand hoog (Sleen)
- zaodbult: De zaodbult is nou wel zo hoog, daj met de waoterlaog begunnen mugt (Vries)
- zolder: In de aolde boerderaaien is het soms wel aordig hoog under de zolder (Eexterveen)
- zompen I: An de kaanten hoog en in de midden kaal der of, dat is zompen (Zwinderen)
- zwadkam: Bai rogge maaien zaag ai nogal gauw ies zwadkammen. Dat kwam deurdat ze er te hoog inhakten of het z (Peize)
- zweren I: Hij zweert bij hoog en leeg, dat hij het niet daon hef (Eext)