U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jong"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 101 - 120 van 500
- brullen: Wat kan dat jong brullen as e zien zin niet krig (Coevorden)
- brullen: Moej dat jong is heuren brullen, hie hef vast wat veur de kont had (Eext)
- buul: Wat een buul van een jong, lop mij dwars deur de bonen (Odoorn)
- buus I: Gao weg jong, buze! (Dwingelo)
- dag: Toe jong, maak is wat an, een dag is gien eeuwigheid (Coevorden)
- degelijk: Het is een degelijke jong (Roderwolde)
- dellig: Het is een dellige jong
- deloor: Die jong van de buren is zo'n deloor, daor is niks met te begunnen (Borger)
- deurdrammer: Die jong, dat is een deurdrammer, die wil zien zin hebben (Zwinderen)
- diel I: Had die jong nog gien diel in die boerderij?
- dodde I: Wat een dodde van een jong is dat (Stieltjeskanaal)
- doelaorig: Die jong is zo doenaorig, die lustert nargens naor (Klazienaveen)
- doemzoegen: Dei jong het nog laank lopen te doemzoegen (Eelde)
- doemzoegen: IJ moet die jong het doemzoegen ofleren (Gasselte)
- doen II: Jong, wat dais toe hier te staon?
- doeskodde: Wat een doeskodde van een jong (Schoonlo)
- doffer(d) III: Aan de kaante jong, dofferd (Dwingelo)
- dogge: Die jong kriej gien drokte met, dat is zo'n dogge (Oosterhesselen)
- doodargern: Dei kerel aargerde zuk dood aan dat jong (Emmer Compascuum)
- draod: Het jong was moeilijk, altied tegen de draod in