U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jurk"
Resultaten 101 - 120 van 148
- rimpel: Rimpels binnen fiene plooigies in een jurk (Norg)
- roes II: Hie hef een roesien under an de jurk (Sleen)
- roes II: Zie zette een roeselie op het kört mouwgie van heur jurk (Eext)
- roestbroen: griste een roestbroene en mit straokies bewarkte jurk uut het rek
- rooi II: Ze hef een jurk, der zit gien slag of rooi an (Meppel)
- rooie: Disse jurk is wat oet een rooien
- ruilen: Aj die jurk ruilen wilt, moej de kassabon metnemen (Borger)
- saai: Ze hef een saaie jurk an (Zeyen)
- schandalig: Wat loop ie der schandalig bij, trekt toch ies een fersoenlijke jurk an (Hollandscheveld)
- scholderkap: Ik moe nog een paar scholderkappies in de jurk zetten (Sleen)
- schruien: Mien jurk is wat schroeid (Gasselte)
- schruiplek: Ik had toch een grote schruiplek in de jurk; ik had het iezer te hiet (Emmen)
- sierlint: Hie hef sierlinten an de jurk (Sleen)
- sjiek: Wat hef die een sjieke jurk an (Gieten)
- sjoep: Wat een sjoep van een jurk
- sladde: Hej die sladde van een jurk wèer andaon? (Sleen)
- sladde: Toen zij die jurk uut ewassen har, was het mar een dun sladdegie (Havelte)
- slag I: Die jurk zit gien slag of fersoon an (Hijken)
- sleeps: Die jurk is aordig sleeps, ie meut hum wat recht knippen
- slietsel: Der zit slietsel an de jurk