U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kunnen"
Resultaten 101 - 120 van 147
- punt I: Daor kunnen wij nog een mooie punt zetten (Een)
- rentenieren: Ik beure te weinig rente um te kunnen rentenieren (Elim)
- riekdom: Het is een heile riekdom aj joe zat eerpels eten kunnen (Peize)
- rinzig: Stoofperen kunnen rinzig smaken (Meppel)
- roddeln: Met de neijaorsvesites kunnen de mensken weer roddeln (Norg)
- rondum II: Ik moet rondom het hoes lopen kunnen (Gieten)
- roppen: Je kunnen je wel kepot roppen in die rottörf (Klazienaveen)
- rötding: Rot... kunnen wij van elk ding zeggen, dat wij een rotding viendt, zoas rotauto, rotlaampe, rotboek (Wapserveen)
- scha I: Wai hebben een paor populieren op schao staon, maor je kunnen ze op het ogenblik niet kwiet
- schief III: Hoe hesse dat muurtie zo schief kunnen messeln? (Padhuis)
- schikkelijk: Ik heb die fietse veur een schikkelijk priesien kunnen kopen (Broekhuizen)
- schoedegoed: Ai kunnen de ketten zein liggen bai het wollen schoedegoud (Roderwolde)
- schoefeln: Met Zuudlaorder maark is het zo drok daj allain mor schoefeln kunnen (Zuidlaren)
- slaoper: Wie kunnen gain slaoper gebruken, wie hebben gain ruumte (Valthermond)
- snoods: Het zul snoods ok nog zo kunnen (Zuidwolde)
- starven: Ie kunnen der van op an dat hij dat ezegd hef, ma'k starven, as het niet waor is
- steigerhoogte: Um goed te kunnen warken, mot de steigerhoogte goed wezen (Hooghalen)
- stiekemweg: Hij dachte det zo stiekemweg èven te kunnen pikken (Koekange)
- strekerig: Aj niet strekerig willen zeien, moej de daarde gang kunnen raeken (Smilde)
- sukelao: Met sukkelao kunnen ze heur slim begreimen (Norg)