U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lopen"
Resultaten 101 - 120 van 407
- hak: Die schoenen met lösse hakken daor kan ik niet in lopen (Padhuis)
- hakkenkruk: Aj mij ziet lopen, bin ik ok een hakkenkruk
- halster I: Kinder wordt groot, die wilt niet altied an het halster lopen
- hanig: Hanig hadde de vent er tegen lopen
- hardop: Wij moet even hardop lopen, aans kow niet op tied
- hartkloppings: Ik heb zo hard lopen, ik kreeg der hartkloppings van (Zweelo)
- haze: Hie kan lopen as een haos (Rolde)
- hazehaor: Wat kan dennen hard lopen; hie hef zeker haashaor in de klompen (Coevorden)
- hèenzen: Een vrouw oet het darp vertelde mij, .... ze mus dan hard lopen um under de schörstien te kommen en (Oosterhesselen)
- hèerd: Op de heerd lopen, is daele vallen
- heide: Hij hef een paar in de haide lopen (Barger Compascuum)
- hemd: Drei maol om het huus tou lopen, den hest gain hemd meer aan
- hen-en-weerdèn: Dai vrouwlu heb ik de haile aovend al zain, ze lopen al hen en weerdèn (Valthermond)
- heufd: Met het heufd in de nekke lopen
- heufd: Mit het heufd tegen de mure lopen (Dwingelo)
- heuiing: Zai lopen zo haard, 't kun wel in de heuien wezen (Roderwolde)
- heup: Ik heb 't zo in de heupen, ik kan haost niet lopen (Barger Oosterveld)
- hichten: 'k Heb zo hard lopen, ik moet er van hichten (Emmen)
- hichterig: Wat kom ie der hichterig an lopen (Nieuw Amsterdam)
- hoepel: is van het rad lopen (Erica)