U zocht voorbeeldzinnen met daarin "niks"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 101 - 120 van 500
- beschikbaor: An hum hebt wie niks, hij is mar drei dagen in de weke beschikbaar (Weiteveen)
- besmouer: Hij hef niks arft, nich van zien meuie en ok nich van zien besvaar en besmouer (Nieuw Schoonebeek)
- besparen: Der is hum niks bespaard bleven (Barger Oosterveld)
- bespeulen: Most heur ain beetje bespeulen, anders wordt dat niks (Valthermond)
- betieken: Och, det hef jao niks te betieken (Ruinerwold)
- betunteln: Hoe hebt ze dat betunteld, der klopt niks van (Zwiggelte)
- beuken: Zie ligt aaid an te beuken, mar zie schiet niks op (Stieltjeskanaal)
- bevelen: Bevelen kun e wal, mor meer ok niks (Nieuw Dordrecht)
- bezeupen: Wat een bezeupen ding is dat, het wil jao niks (Sleen)
- bezörgen: Zodoende hadde 't mensk niks te bezörgen
- bezunder: Het is niks gien bezunders (Anderen)
- bijlangs: Hij is der bielanges kommen, hij hef niks kregen (Barger Oosterveld)
- bijleren: Wat e wus, dat wus e, man hij hef er niks bieleerd (Barger Oosterveld)
- bijleren: *Dom geboren en niks bij eleerd
- bijliggen: mij niks van bij (Sleen)
- bijschienen: Schien ies èven bie, ik zei niks (Nieuw Schoonebeek)
- bijzetten: Die vrouwe hef niks um bij te zetten
- bijzetten: Die is minnig, die hef niks bij te zetten (Havelte)
- binnenvetter: Hij lat niks blieken, het is een binnenvetter (Nieuw Schoonebeek)
- blaorenbietersgoed: Niks te weerd, det zaakien. Allemaole schorremorrie en blaorenbietersgoedtien (Broekhuizen)