U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ogen"
Resultaten 101 - 120 van 295
- kababbel: Ik zel die ain kebabbel an de kop geven, dat de steerns die deur de ogen hen vlaigen (Valthermond)
- kababbel: dat het oe geel en gruun veur de ogen wördt (Meppel)
- kakelbont: Dat is zo kakelbont, dat döt gewoon zeer an de ogen (Hollandscheveld)
- kas I: De ogen lagen zo deip ien de kassen (Barger Oosterveld)
- kast: en zatten die ogen dieper in heur kaasties
- kattepul: Pas maar op mit die kattepulle, daolijk schiet ie mekaar ien de ogen (Ruinerwold)
- kedodde: Hij had de kadodden nog in de ogen (Padhuis)
- kieken: IJ moet goed oet je ogen kieken (Emmen)
- kitsen: Ik heb hum tabaksnat in de ogen kitst (Padhuis)
- kladde I: Hie har zuk nog niet wascherd, want hie har de kladden nog in de ogen (Sleen)
- klep: IJ moet de klep van de pet niet zo diep in de ogen trekken (Buinen)
- klodde: Een klodde in de ogen (Dwingelo)
- klodderig: Hie keek ok maor wat klodderig oet de ogen (Schoonlo)
- knien: Hij is zo maeger, hij kan wel een kniene tussen de ogen smokken (Dwingelo)
- kniepsigheid: De kniepsigheid die kik heur uut de ogen (Klazienaveen)
- knippern: Hie knippert met de ogen tegen de zun in
- knippern: Hendrik döt niks as knippern met de ogen, hie kun der wel wat in hebben (Eext)
- kodde: Ie hebt oe niet goed ewassen, ie hebt de kodden nog in de ogen (Vledder)
- köl: Man, ie moet je 's morgens de ogen ies oetwassen, ie hebt ja nog köllen in de ogen (Hooghalen)
- kölperig: Hij keek zo kölperig uut de ogen (Erica)