U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spul"
Resultaten 101 - 120 van 130
- tilber II: Hekkies, krooien, linnerikken en aander tilber spul (Diever)
- umkippen: Hij is met het hiele spul ommekipt (Klazienaveen)
- venienig: Het was venienig spul, het beet deur alles hen (Rolde)
- verarven: Dat spul is verarfd
- verbargen: Dat spul mugt gien kinder bijkommen, dat moej gooud verbargen (Anderen)
- verbeuren: Pas op, verbeurt oe niet, het is zwaor spul (Hollandscheveld)
- verdunnen: IJ moet dat spul wat verdunnen, aans is het niet te drinken (Zweelo)
- vergriepen: Laot dat spul liggen en vergriep je niet an die rommel (Oosterhesselen)
- verspuiten: Ie mut niet zoveule van dat spul verspuiten, het is giftig (Nijeveen)
- veur III: Dat spul is goed veur liefzeert (Balloo)
- veurhanden: Ik zurg altied dat ik wat van dat spul veurhanden heb
- veuroorlogs: Dat is prima good, dat is nog veuroorlogs spul (Beilen)
- voldoen I: Wie hebt dat spul wal probeierd, ...probeerd, man het voldait, ...voldut nich (Barger Oosterveld)
- vortroesten: Roest je dat metalen spul niet vort, zo mar boeten? (Padhuis)
- weerdig: Dat is weerdig spul
- weerdig: Dat spul is er ok niet wèerdiger op worden
- wèrig: Dat spul is werig (Erica)
- wiek IV: Dat spul is zo wiek as botter (Grolloo)
- zasem: Non kriej vort gien honger meer, want roggenstoet is zasem spul (Oosterhesselen)
- zèeien: Dat spul, dat zèeit zukzölf