U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stok"
Resultaten 101 - 120 van 183
- roe I: Ain halve-rou-stok werd gebruukt bie het opmeten van törf en baggel (Tweede Exloërmond)
- rossen: rossen mit een stok (Roderwolde)
- rouwkop: Wil ie mij de rouwkop èven an de stok zetten? (Ruinerwold)
- sapsiepen: Een buugzame sapsiepen stok (Koekange)
- schotvörk: hadden de worsten an een stok of een schootvörk (Gasselte)
- schrobber: Ik moet een stok in de schrobber hebben; kun ij dat even doen? (Oosterhesselen)
- schussel: Een scheusel was een lange stok met an het einde een platte, brede plank, waor ie ongare stoeten met (Beilen)
- slootrumer: Een slootrumer is een soort schoffel, die ongeveer haaks an de stok zit en waor de sloot met oetkrab (Weerdinge)
- snepel I: Snepers waren vrögge zachte appels, groot van stok (Hoogeveen)
- spiek: Hij kreeg een stok in de spieke en doe is hij lillijk onderstebaoven eduveld (Broekhuizen)
- spits II: Wat zit daor een spitse punt an die stok (De Wijk)
- spleutenmes: Een spleutentrekker is een rond mes an een stok
- staal I: Een stok was gewoon recht, maor an een stale haj een krukke (Zuidwolde)
- stek: Ik heb de stok van het stek breuken (Drouwen)
- stek: stok
- stief: stok, ...tang
- stien: stok en stien
- stien: Die naokommer is stok en steein verwend (Balloo)
- stien: Hij was stok en stein verkleumd (Barger Oosterveld)
- stikker: Ain stikker is ain stok mit ain iezern blad der aan (Tweede Exloërmond)