U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wief"
Resultaten 101 - 120 van 164
- slet: ...dat ik een wief van niks was, een slet
- slet: Het is een slont, ...slet van een wief (Sleen)
- sloddervos: Wat een sloddervos van een wief! (Oosterhesselen)
- sloeries: Der zat ok nog zo'n sloeries van een wief in de auto (Sleen)
- sloeries: Een sloerie(s) van een vent, die kek wat smoesterig toe en is niet gezien; een sloerie van een wief (Dwingelo)
- slof I: Het mannegie zit bij het wief onder de sloffe
- slons: Het is der een rommelie in hoes en dat is ok gien wonder met zu'n slons van een wief (Eext)
- slons: Det is zo'n slonze van een wief, die giet met jan en alleman hen bedde (Ruinerwold)
- slonterig: Wat een slonterig wief, die lat alles verkommern (Noordscheschut)
- smaak: as een ol wief onder de aarms
- smotse I: Een smotse van een wief is vies en slordig (Zuidwolde)
- smotsig: Dat is een smotsig wief (Zuidwolde)
- snauw: (...) dan krig het wief een snauw en het zwien een trap
- snieder: Aal dingen met maot, zee de snieder en gaf het wief klappen met de elstok (Anderen)
- snol: Wat een snol van een wief
- sok I: Wat een sok van een kerel. Het wief is baos (Roderwolde)
- stakker: Dei stakker verdeint ok ja zowat niks en zien wief is ok gien beste (Barger Oosterveld)
- stief: Old en stief en nog gien wief
- strinte: Ain strinde, ain panladde van een wief (Tweede Exloërmond)
- strinte: Wat een malle strinte is dat, wat een mal wief (Barger Compascuum)