U zocht voorbeeldzinnen met daarin "witte"
Resultaten 101 - 118 van 118
- vlei: Witte kristalsukker op het oog leggen tot de vlei van het oog ofgung
- vlinder: De witte vlinders zaten al weer drok op de kool
- vlinder: Aj de witte vlinders vangt, kreej gien roepen op de kool (Wapse)
- vloed: Witte vloud
- vosblest: Wij hebt een vosblest pèerd met veer witte bienen (Sleen)
- vuuranmaker: De witte turf nuumden wij de vuuranmaokers (Schoonoord)
- wagen: Straks gaoj met de witte wagen naor Medemblik
- walstro: Walstro is een fiene plant met witte bloempies, een beetie klimmerig. Het hef wat van lievevrouwenbe (Gasselte)
- was I: De witte was mussen ze oetkoken (Balloo)
- wezel: Wij neumt de hermelijn witte wezel (Rolde)
- wezel: Toen ze de holtbulte opruumden, kwam het witte wezeltie der onder vort
- wief: witte wieven
- wief: Witte wieven, die zweeft boven het veen (Balloo)
- wit I: witte
- wit II: Witte koek was grondneutenkoek veur het vie (Padhuis)
- witte: Hij hef mit de witte op de loop west
- zulverbrakel: Een zulverbrakel hef een witte hals en is verder bont (Borger)
- zwartköl: Een zwartköl is een zwart peerd met een witte köl (Zweelo)