U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zetten"
Resultaten 101 - 120 van 327
- klamp: Een klaampie tegen de stoelpote zetten (Hoogeveen)
- klamp: Ik mös de törf in de klamp zetten (Barger Oosterveld)
- klampziel: Aj een ronde gaste zetten, deej er een klaampzeel umme toe veur het ummeweien (Pesse)
- klauwpaol: Bij het hekke zetten wij altied een klauwpaol, waor de baovenste rikke in paste (Meppel)
- klobbe: Een klobbe an het vuur zetten (Elim)
- klòk I: Hij komt hier altied um tien ure laangs, ie kunt der de klokke op geliek zetten (Hoogeveen)
- klòk I: ... de klok der wel naor zetten (Roderwolde)
- kloppermansgerak: Dat is kloppermansgerak, daor kan ik niks met oet stro zetten
- koel: Op de olde koele zetten
- koffiegerak: Zal ik het koffiegoud nog even op het bred zetten (Roderwolde)
- kölper(d): Daor kwam mij toch een kölperd van 'n hond um die hoouk zetten! (Eext)
- komkommer: Bij de Jeuden zetten ze in Keulse potten ook komkommers in het zolt (Hoogeveen)
- konkel: Ik mus koffie zetten, ik heb vort even de konkel in de kachel zet (Roderwolde)
- kop: Dat kuj je wal oet de kop zetten, dat giet niet deur (Weerdinge)
- kop: Zal ik oe de kop is tussen twei horens zetten?
- kop: 'n Kop zetten
- kop: Aj niet meer hebben wolden, dan zetten ie het koppien op de kop (Zuidwolde)
- kopèende: Je moeten de kopèenden van die plaanke even goed in de varve zetten (Klazienaveen)
- koperdraod: Het jachtgeld opstrieken en het laand vol keuperdraod zetten
- korenmiet: As het stro zo slim dreuge is, kuj der nich goud korenbulten van zetten (Barger Oosterveld)