U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zwien"
Resultaten 101 - 120 van 206
- oetponden: Dat zwien is niet ofkeurd, dat wordt oetpond
- oetsteken: Wij hebt het zwien de hals oetsteuken
- oetstukken: Een zwien oetstukken (Westdorp)
- ofhouwen: De slaachter zul het zwien ofhouwen (Roderwolde)
- ofkrabben: Het zwien wuur met hiet water ofkrabd bij het slachten (Padhuis)
- ofslaon: De slachter kwam om het zwien of te slaon (Emmer Erfscheidenveen)
- ofzolten: Most dat zwien eerst ofzolten en dan keunt wie wal vort (Barger Oosterveld)
- opbluien: Dat zwien hef al bij de bèer west en nou bluit e nog weer op (Hijken)
- opkunnen: Zo'n dik zwien, zuj dat wal opkunnen?
- oproezen: Het zwien roest wèer op (Schoonlo)
- pèerd: Een jong peerd veur de wagen en een old zwien in de tobbe, dan kuj verdan (Barger Compascuum)
- pees: Het zwien weur ophangen an de ledder deur een kromstok deur de pezen van de achterpoten te stikken (Hijken)
- poezen: een vet zwien (Gieten)
- pog: Dat zwien zit de pog in
- pog: Dat zwien zit in de pog
- pok I: Het zwien het de pok (Een)
- pond: Dat zwien weegt wel honderd pond (Eext)
- rek III: door kwam het zwien in opstaande houten constructie (Tweede Exloërmond)
- reuren: Het bloed van een zwien mus bij het slachten hieltied reurd worden (Padhuis)
- ringel II: en veur het inzolten van een zwien (Barger Compascuum)