U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boeren"
Resultaten 121 - 140 van 179
- pullemelkzoeper: Alteveerse boeren waren pullemelkzoepers
- raamstuk: Der waren boeren, die hadden mooie kantrechte balkies as raamstok, mar der waren der ook, die harren (Ruinerwold)
- ramshoorn: Enkele boeren harren vroeger een koehoorn of ramshoorn an de ploegstarte (Oosterhesselen)
- roegvoor: De meeste boeren hebt in de meitied het roegvoor wal op (Hijken)
- roos III: As de zun an de locht komp, dan kriegt de boeren de roos in de hoed (Hijken)
- sanering: Van kaant of an binnen de kleine boeren an de sanering gaon (Smilde)
- scheistien: De scheidstien worde nogal ies an de kaante ploegd deur sommige boeren (Stuifzand)
- schimmelmeuter: De boeren hadden vrouger haost almaol een schimmelmuiter. Dat was de knecht, die alles opvrat (Eexterveen)
- schoeantrekker: Hier gebroekten de boeren vroeger schoantrekkers van kohoorns (Hijken)
- schouwheer: De boeren meugden de neie en secure schouwheer niet arg; hij schouwde nogal vaak de waterlopen voel (Zwinderen)
- slachten: *Tien boeren slaachten een eiber en dan roupen ze nog: Wat een vet (Norg)
- slagpaol: De boeren hadden vrogger een slagpaol veur de dam; dan kun er gien loslopende vee inkomen (Havelte)
- sleeppèerd: Met een sleperspeerd deden ze almaol karweigies veur aander boeren (Borger)
- slemmen: Um te slemmen gebroekten de boeren een holten eg, die ze op de kop legden (Weerdinge)
- slootkant: Wij bint van vömmedag nog hen slootkanten oetmèeien west, mor jonge boeren mèeit gien slootkanten (Sleen)
- smalvelg: Vrouger hadden de boeren hier smalvelg waogens, laoter breidvelg en nog laoter wördt het palmvelg (Peize)
- spandienst: Vrogger waren der kleine boeren, die spandiensten bij aandern deden (Weerdinge)
- spek: De Groninger boeren eten zuch ziek in spek en weer gezond in soepenbrij (Erica)
- spil II: Der woonden een paar dikke boeren, de meesten harren het spil niet zo groot (Ruinerwold)
- spirre: In het naojaor verbouwde de boeren vrogger knollen, sparre en botterzaod (Broekhuizen)