U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boven"
Resultaten 121 - 140 van 317
- Kees II: Kees, laot je scheren/ Kees schaam je wat/Je ziep en je kwassie/Stöt boven op het kassie/Scheer die
- kenning: Hij is boven de kenning (Norg)
- kenning: As een pèerd een jaor of twaalf is, bint ze boven de kenning (Sleen)
- kiem: Aj de eerpels op kiem zet, staot ze der veul gauwer boven (Hijken)
- kinkel: De kinkel zit boven de hakke van de veurpoot (Barger Oosterveld)
- klap I: Die klap komp hij niet te boven (De Wijk)
- klap II: De boeren hadden een klap boven de krubbe (Sleen)
- klautern: Ze mussen der nogal tegen klaustern om boven te kommen (Eelde)
- knechtenkamer: De knechtenkamer was vrogger op de deel boven de koenen (Sleen)
- kniekous: oorlog zette os moe bovenstukken van kousen boven op de kneikousen; dan leek het net of ie kousen en (Barger Oosterveld)
- koegeln: Wie binnen der boven ofkoegeld (Emmer Compascuum)
- koek: Der zit 'n koeke boven op de mest (Dwingelo)
- koffielaoge: In de regel zit de koffielaoge boven het loodzand (Schoonebeek)
- kooi: Mien opa had een koerdoevie in een kooigien boven op de kaaste (Emmer Erfscheidenveen)
- koor: Het koor zong boven in de kerke (Roswinkel)
- kop: Hie kan de kop niet boven water holden
- koplaog: Boven het kezien weur een koplaog metseld (Borger)
- korbeel: De korbelen bint de körte balkies tuschen de oplangen en de zolder boven het vie (Sleen)
- korrelbos: Korrelbossen kwamen vrouger vaok boven op het vak of korenbult (Zuidlaren)
- körtbos: Gooi die körtbossies mor boven op de miet (Sleen)