U zocht voorbeeldzinnen met daarin "broek"
Resultaten 121 - 126 van 126
- wezen I: Der zit gien wezen meer in die broek, het is schoon versleten (Drouwen)
- wied: Hij hef een wiede broek an
- wollekoren: Een wollekoordense broek mit een blauwe kiele (Havelte)
- zigeunervolk: Doe toch ies een aandere broek an, ie liekt wal iene van het ziegeunervolk (Beilen)
- zindelijk: Hij döt nog al ies in de broek, hij is nog lang niet zindelijk (Gieten)
- zwartlaken: De jas van het trouwpak was van zwartlaken, met daor under een streepte broek (Odoorn)