U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gien"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- bekladden: Non moej die baander niet zo bekladden, 't is gien gezicht (Oosterhesselen)
- bekommern: Hie is al een hiele tied ziek, maor er bekommert zich gien ien um (Borger)
- bekrumpen: Dat is gien mooi koren, het is een bekrompen körrel
- bel I: Hie hef gien bel mèer an de fiets (Zweelo)
- belangstelling: Zij hef gien belangstelling veur het wark van hèur man (Sleen)
- beleg: Vroeger haren de meeste meinsen gien beleg op 't brood, zuls gien botter, allennig wat smolt (Hijken)
- bemuienis: Daor wilt ze nou gien bemuienisse meer mit hebben (Hollandscheveld)
- benarring: Waor ze gien schoonmoeder ... vinden zul, die heur in benarring brengen kun
- beneden: *Umtoch is gien reden. Aj van de trap ofvalt bi'j gauw beneden
- bentetop: Det is gien best laand, het bint allemaole bentetoppen (Koekange)
- benul: Hie hef hildal gien benul meer, dat e op de wereld is (Eext)
- beraon: Zij hebt direct toe ehapt. Het was ook gien beraon te weerd (Hoogeveen)
- beraon: gien beraons te weerd
- Berend: *Berend, Berend Klomp/Het messie was zo stomp/Het messie wol gien brood meer snien/Toen mus Berend h (Borger)
- bereppen: Maakt oe gien zorgen, ik bereppe dat wel (Fluitenberg)
- bericht: Wij bint er niet hen west, want wij hadden gien bericht had (Balloo)
- bericht: *Gien bericht, goed bericht (De Wijk)
- beroep: Die man hef ok gien gek beroep, hie verdient goed (Klazienaveen)
- beroerd: Het is aans gien beroerde kerel (Eext)
- berooiing: Hij hef der gien berooiing van (Wijster)