U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hard"
Resultaten 121 - 140 van 182
- plamuur: Dat is een nei soort plamuur, dei wordt gauwer hard (Barger Oosterveld)
- plank: Dat brood is zo hard as een plaanke (Diever)
- plompen: Hij gooide de melk zo hard in de zeie, het plompte der over (Hijken)
- poest II: Hie hef aordig hard fietst, hie is hielmaol achter de poes(t)
- pokkeln: Ik hebbe hard epokkeld vandage (Ruinen)
- pook: Het hef zo hard evreuren vannacht, de poke hunk stief naost de kachel (Ruinerwold)
- pöppel: Peupels, die gruit hard (Zuidwolde)
- priezen I: Ie meut hum nich te hard priezen, door wordt e eigenwies van (Barger Oosterveld)
- ral II: Ik spreke neet heel hard of ral
- rammen I: Daor kuj net zo hard tegenan rammen aj wilt, je komt er toch nich deur (Barger Compascuum)
- raomen I: Hij har de hele dag zo hard eraomd dat e 's aovends schoon an het einde was (Hijken)
- ratelschellig: De muziek was zo hard, ik worde der ratelschellig van (Fluitenberg)
- regengoed: Ik was an het melken en ik haar gain regengoud bai mai en het begunde zo hard te regen (Peize)
- roepen: Ie hoeft niet zo hard te roepen, ik bin niet doof (Ruinerwold)
- sappeln: Ik mut alle dagen hard sappeln um an de kost te komen (Fluitenberg)
- sappeln: Hard sappeln van 's morgens vrog tot 's aovends late, en waor doej het veur? (Hollandscheveld)
- schallen: Dat meinse schroouwt zo hard, het schalt deur de buurte (Havelte)
- schieten I: Dat kind schöt hard in het èende
- schoddern: As der iene zo'n beetien hard begunt te lopen, zegge wij: kiek, daor schoddert hij hen (Havelte)
- schoelen: Het regende zo hard, wij mussen onderweg schulen (Havelte)