U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- bijles: Dat kind mus bieles hebben (Roswinkel)
- bijspiekern: Ze wil graag een neie fietse hebben. Daor mow nog mar even wat bijspiekern
- bijspiekern: Zulden ze het weer een beetien bijspiekerd hebben?
- bit I: Dat peerd is hard in de bek, die mot een zwaorder bit an hebben (Drouwen)
- bit I: Dat wicht moet een zwaorder bit an hebben
- bitter II: Wij hebben een bitter slechte zomer ehad (Vledder)
- blaffer(d): In een fesoonlijk gezelschap kuj hum der niet bij hebben, het is zo'n blafferd (Diever)
- blaos: Wie hebben ain zwien slacht en de blaoze hebben wie opblaozen (Valthermond)
- blei: Veur paling muj aander aos hebben as veur blei (Noordscheschut)
- bleker(d): Die neie buren hebben een verrekte blekerd van een hondtien (Drouwen)
- bliek II: Hij het wel bliek geven dat e 't wel hebben wol (Roderwolde)
- blieken I: Hij wil dat wel graag hebben, mar hij lat 't niet blieken (Klazienaveen)
- bliekscheet: Wat zul dat kiend toch hebben, het is zo'n bliekscheet (Noordscheschut)
- blik II: Ik wil nich meer hebben dat mien kounen blikken in de oren kriegt (Barger Oosterveld)
- blik II: Zie hebben heur ain beste blik, ...steert naogeven
- blik II: Wie hebben bonen uut blik eten (Emmer Compascuum)
- bliksies: Bliksies, jong, dat mus ie niet daon hebben (Sleen)
- blikstoet: Ik moet blikstoet hebben, gien plaatstoet (Nieuw Dordrecht)
- bloedloes: As hounder bloedloes hebben, leggen ze gien eier (Norg)
- bloedzoeger: Wat een bloedzoeger, hij wil alles hebben (Schoonlo)