U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heui"
Resultaten 121 - 140 van 360
- hörk: De appels blieft heeil mooi in lös heui in de hörk (Eext)
- hörk: 'k Heb een horkie in het heui veur mien appels (Drouwen)
- husseln: Hussel dat heui even bij mekaar (Padhuis)
- iezer: Het heui begunt te bruien, het iezer mag er wel ies in
- inmenning: Het vaor heui bleef vaste zitten ien de ienmenning (Ruinerwold)
- inspringen: Deurdat de buren met insprungen, hebben ze het heui veur de regen binnenkregen (Westervelde)
- kant II: Een mooi kant voor heui (Hoogeveen)
- kanteln: De wagen mit heui begunde op die ongelieke weg te kaanteln (Uffelte)
- kapschuur: De boer hef het heui en het stro in zien kapschuur aachter de boerderij. Hie hef der ok het groot ri (Eext)
- keren: Het heui is nog niet dreug, wij moet het nog is keren (Borger)
- kiepen: Het voor heui is mij der of kiept (Sleen)
- kiepern: Het voor heui stiet op kiepeln (Fluitenberg)
- kinkelknuppe: De achterriepe veur het bienden van 'n voer heui zet ie vaste mit 'n kinkelknuppe (Smilde)
- klammig: Het heui is nog wat klammig (Sleen)
- klamp: Een neie klaampe heui ansnieden (Smilde)
- klamp: Wij hebt nog een mooi klaampien heui in het vak (Hoogeveen)
- klamp: Het heui an klampen steken (Mantinge)
- klamp: Een klaamp heui was een blok dat naor beneden tou ofstoken wör (Roderwolde)
- klaverblad: As er nogal wat klaver(blad) tuschen het heui zat, haj niet teveul stikstof gooid (Sleen)
- kleur: Det heui zat kleur noch geur,... gien geur of kleur an (Ruinerwold)