U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoes"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- drol I: De drollen van de honden ligt overal um het hoes (Borger)
- drup I: Hij komp met een drup an de neus in hoes
- druppen: Het begunt al te druppen, haol het wasgooud mor in hoes (Eext)
- dunderofleider: Der zit een neie dunderofleider op het hoes (Sleen)
- duraobel: Dat is een duraobel hoes (Barger Compascuum)
- duustern I: Wij wilt veur het duustern weer in hoes wezen (Padhuis)
- eer II: Eer daw hen hoes gaot, drink wai ous zeupie op (Eexterveen)
- en I: Do mos hen hoes gaon en dij antrekken (Sleen)
- eten I: Wij hadden het eten al daon, toen hij in hoes kwam (Eelde)
- etensgerei: Eetgerak was der neit in hoes (Eelde)
- fikken I: Hol je fikken in hoes!
- flodderachtig: Dende kan niet best in hoes zitten, ze is arg flodderachtig (Nieuw Dordrecht)
- flodderzak: Denk er um, daj mij niet met zo'n flodderzak in hoes komt (Stieltjeskanaal)
- foeters: Wat heb ik een foeters had, doe ik met natte bienen in hoes kwam (Sleen)
- fraaiigheid: Der waas niet veul fraaiigheid an dat hoes (Balloo)
- front: Het veurste deel van het hoes is het front (Emmen)
- front: Dat hoes hef met die verbouwing een mooi front kregen (Nieuw Dordrecht)
- gaarde: IJ kunt hum met gien garde in hoes kriegen
- gang: Wij hebt een gangie tussen het stookhok en het hoes (Balloo)
- gaper(d): Maak toch daj in hoes komt, gaperd (Sleen)