U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koe"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- haze: Je kunnen nooit weten hoe een koe een haze vangt (Klazienaveen)
- hazeleger: Het is een mooie, gestopte koe, gien hazelegers achter de scholderbladen (Sleen)
- hèerschup: Die koe, dat is ok een hèerschup, die möt de horens ofhebben (Sleen)
- hek: Ik mut met de koe naor de bol, zet de hekken even op de kar (Nieuw Amsterdam)
- hen-en-weerdèn: Die koe giet aal hennewedèn
- herkauwen: Een koe, die herkauwt (Schoonoord)
- herkenbaar: Die koe was dulijk herkenbaar an dat iene witte achterbien (Havelte)
- heuischuur: Die koe dat is een grote heuischuur (Sleen)
- heuischuur: Een heuischure kan ok een grote koe wèen (Hollandscheveld)
- hoeken: De koe hoekt
- hoeveul: Twei boeren wit wal, hoeveul een koe kost (Odoorn)
- hokkelig: Een hokkelige koe is een koe, die slechte, kapotte klauwen hef (Padhuis)
- hökkerig: Van een koe of peerd, dat wat hinkte: hökkerig of hokkelig of een variatie van beiden (Padhuis)
- hol II: Die koe wordt al hol, ...lös op de banden, hie mut kalven (Sleen)
- hol II: Die koe hef pas kalfd, die kik hol toe (Ruinerwold)
- hol II: Holle bolle Gijs, die kan schrokken, grote brokken/Een koe en een kalf, een hiel peerd half/Een hokk (Ruinerwold)
- hoorn: Die koe hef een hoorn afstöt (Klazienaveen)
- hoorn: De koe hef vanmorgen de horen van de kop ofstöt (Hollandscheveld)
- hoorn: De koe bij de horens pakken (Wapserveen)
- hoornhellig: Die koe is hoornhellig (Sleen)