U zocht voorbeeldzinnen met daarin "land"
Resultaten 121 - 140 van 188
- schobpaol: Een schobpaol haj in het land veur de biest um zuk te schobben (Sleen)
- schoeveter: Der zit nogal wat schoenveters in het land
- schrao: Hij luup zo schrao deur het land hen hoes (Padhuis)
- sleep: Het peerd kwam veur de sleep - een wagenledder - as het spirre inzèeid was en het land glad mus wö (Padhuis)
- sloot: Het land mot naor de sloot ofhangen (Barger Oosterveld)
- slorre: Het land wur mit een sleep of slorre vlak trokken (Barger Compascuum)
- slorren: Os va gait het land slorren mit een wagenledder (Barger Compascuum)
- spier: Door stait gien spier gres meer in dat land (Barger Oosterveld)
- spinrag: Wat zit er een spinrag over het land (Sleen)
- spit I: De mes weur in spitten op de wagen laden en naor het land bracht (Nieuw Amsterdam)
- springbolle: Bij de pinken löp een springbollegien in het land (Dalen)
- stoppel: Het land lig in de stoppel
- strèeien: Ze bunt achter op het land an het mest straaien (Barger Oosterveld)
- strieken: Aj het land strieken gaot, verteert de stoppels wal (Padhuis)
- stroom: Het land is een bettien glooiend naor de stroom toe (Padhuis)
- stuk I: Dat is een slecht stuk land (Barger Oosterveld)
- teistern: Rampen hebt dat land teisterd (Weerdinge)
- teistern: De kweken in dat stuk land heb wij flink teisterd met de eg (Zweelo)
- telaande: land
- tendens II: Ten'dens het land