U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lang"
Resultaten 121 - 140 van 280
- lang II: De keuningin lop vaak in het lang en dan mit blote scholders
- lang II: Hej wel in het lang meten?
- lang II: Wij gaot er met het bouwen in het lang bij langs (Stieltjeskanaal)
- lang II: lang niet
- lang II: Ie bint nog lang niet an de beurt (Beilen)
- lang II: Hij haar met heur verkering, mor zien volk wolden het lang niet lieden (Hijken)
- langslaoper: Oeze buren bint langslaopers, die kunt lang in bedde liggen (Sleen)
- ledder: Wen de ledder mar lang genog is, dan kanst overal bie kommen (Barger Compascuum)
- leg I: Wij hebt die kaste wat veraanderd, het is nou half lang, half leg (Hoogeveen)
- legsel: Dat legsel hef te lang legen, dat is niet goed mèer (Zweelo)
- leiding: De leiding lop in het lang deur het laand en komp oet in het Deeipie
- lèren II: Ze mouten tegenwoordig lang leren (Een)
- lintdrop: Lintdrop is plat, een halve meter lang en twei of drei centimeter bried (Sleen)
- lochtig: Ie heuft 's aovends haost gien locht mèer op hebben, want het is al zo lang lochtig (Hijken)
- lonttouw: Het lonttouw was net lang genog (Hijken)
- lui I: as hie lang is (Borger)
- lusteloos: Ze hef vast wat onder de leden, ze is al dagen lang zo lusteloos (Noordscheschut)
- maagzweer: Hie hef er lang met legen, met die maagzweer; der stun eerder zes week veur (Sleen)
- maand: ...wi'j oes niet wat geven/Zul ie niet lang meer leven/Wi'j oes niet wat doen/Dek wij oe de schorsti
- Maastricht: Hij het lang waark had, hij is zeker over Maastricht kommen (Emmer Erfscheidenveen)