U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lat"
Resultaten 121 - 140 van 190
- poffen I: Hij is mu, hij lat zuch zo mar in de stoel poffen (Nieuw Dordrecht)
- pompemmer: Het pompummertie lat het waeter lopen (Dwingelo)
- prooi: Die hond lat zien prooi nooit weer lös (Zweelo)
- ribbe: Hij lat zuk veur een dubbeltien een gat deur de ribben boren
- rocheln: As het zwien rochelt, lat e de melk schieten (Padhuis)
- roet II: Wie zien roet ien jaor lat staon/Kan zeuven jaor oet wieden gaon (Padhuis)
- schieten I: Die koou lat de melk scheeiten (Anloo)
- schieten II: Die klungel lat alles vallen, het is hom in de handen scheten (Norg)
- Siberisch: Het lat mij Siberisch kaold, hoe aj het doet. As het mor klaor komp (Westdorp)
- sleepkont: Een sleepkont is een koe die de kont zakken lat, umdat e deur de platen giet (Emmen)
- slepen: Dat peerd lat de hoeven slepen, dat kost iezers (Eexterveen)
- slingern: Die lat alles overal slingern (Stieltjeskanaal)
- sloddervos: Die lat alles achter het gat liggen, wat een sloddervosse (Hollandscheveld)
- sloeren: Hij lat de tuun mor wat sloeren (Roderwolde)
- slokken: Hij lat de leide slokken (Westdorp)
- slonterig: Wat een slonterig wief, die lat alles verkommern (Noordscheschut)
- slorre: Dei slorre lat alles achter zuk liggen (Emmer Erfscheidenveen)
- smèren: Hie lat zuk van alles op de nak smeren
- snibbel: Van de lat möt nog een snibbel of (Dalen)
- springkruud: Een soort plant, die het zaod zo weg lat springen, numen wij springkruud (Coevorden)