U zocht voorbeeldzinnen met daarin "soort"
Resultaten 121 - 128 van 128
- wrattenbieter: Wrattenbieters waren een groot soort libelle. Ze zeden der ok wal kousteerten tegen (Barger Compascuum)
- zèeizaod: Dat zaaizaod is vermengd mit een aander soort (Barger Compascuum)
- zekpol: Zekpollen bint pollen haard, schaarp gras van minder soort, dat de beeist niet vreten wilt (Eext)
- zemelstoet: Zemmelstoet was een soort stoet van allèn zemmels (Padhuis)
- ziedwagen: Een ziedwaegen is een soort brikke. Die hef gien aachterdeure en ook gien raemen (Diever)
- zommerhaansch: IJ hadden eerder zommerhaanschen en winterhaanschen. Zommerhaanschen, dat was een soort kant (Sleen)
- zult: Zoere zult is een soort heufdkeze (Hollandscheveld)
- zwevelzalf: De dokter hef hum een soort zwevelzalve veur eschreven (Meppel)