U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spul"
Resultaten 121 - 130 van 130
- zegel: Dat spul zit under het zegel, daor mag niks van verkocht worden
- ziepvat: Det spul zat nog in een old ziepevattien (Ruinerwold)
- zuk I: Dat was toch zuk klein spul! (Zwiggelte)
- zuten: Daor muj dat spul mit zuten (Zuidwolde)
- zuten: Dat spul mut zuten (Pesse)
- zuurke: Dat spul ken ook wel zuurke wezen (Valthermond)
- zuut II: Dat spul is gruwelijk zuit (Barger Compascuum)
- zuver: Dat is gien zuver spul, dat is naomaok (Gasselte)
- zwaorigheid: Ze hebt nogal wat zwaorigheid op dat spul (Weerdinge)
- zwilk II: Zwilk is dat taoie spul an zwienepoten (Ekehaar)