U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stief"
Resultaten 121 - 128 van 128
- waslap: De waslap hung stief an de spieker, zo hard har het vrèuren (Beilen)
- welterblok: Doe mos mit de welterblok over het land, dat doe het wat stief krigs (Barger Compascuum)
- wenning: As de wenning arg stief is, wordt e wat dieper lös eploegd (Geesbrug)
- wief: Aold en stief en nog gien wief (Meppel)
- wikken II: De koenen wikt tegen aander weer, dan staot ze met de bek stief op de zul (Zwiggelte)
- wurgen: Niet zo stief drokken, ie wörgt mij nog (Elim)
- zoegleer: Het zoegleer wordt te stief en hard, en warkt niet vlot meer (Ruinerwold)
- zoolleer: Zoolleer was dik en stief leer (Roderwolde)