U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vent"
Resultaten 121 - 140 van 258
- kwast: Wat een kwast van een vent
- labbe I: Zo'n labbe kan ok een vent ween, die zien mond veurbij prat (Smilde)
- lakschouwen: Wat döt die vent hier te lakschouwen? (Roderwolde)
- langpoot: Wat een langpoter, die vent (Barger Oosterveld)
- leimerd: Die vent dat is een leimerd (Zwiggelte)
- lichtmis II: Die vent dat is een lichtmis (Sleen)
- liemstrieker: Het was een liemstrieker van een vent (Roswinkel)
- lijmerd: Die vent, wat is dat een lijmerd (Zwiggelte)
- loeries: Wat een loeries van een vent (Peize)
- luchten: Ik kan die vent niet luchten of zien (Nijeveen)
- luchtig: Een lochtige vent
- luuns III: Wat kik die vent luuns uut, hij zal wal wat op zien donder had hebben (Klazienaveen)
- manier: Ik zol nait waiten op wat veur menaar ik van dai vent ofkomen zol (Valthermond)
- marg: Die vent hef gien marg in de boten
- meelderig: Wat is die vent meelderig (Sleen)
- meelzak: Wat een meelzak van een vent
- merakel I: Wat een merakel van een meid is det, daor komp gien vent op of (Broekhuizen)
- metworst: Dat is ok een aol metworst van een vent (Anderen)
- mierkouse: Wat een mierzak van een vent (Gieten)
- mieters: Die mieterse vent, ik zal hum kriegen (Sleen)