U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wagen"
Resultaten 121 - 140 van 219
- opzetter: Aj törf wolden halen, kwamen de opzetters op de wagen (Ruinerwold)
- palm II: Wij wilt een wagen versieren en dan moew palm hebben (Emmen)
- pèerd: Ik heb twee pèerde veur de wagen (Wijster)
- pèerd: Een jong peerd veur de wagen en een old zwien in de tobbe, dan kuj verdan (Barger Compascuum)
- pèerd: Hij spant het peerd achter de wagen
- peerdetrip: Leg die peerdetrippen mar in de kiste veur op de wagen (Klazienaveen)
- preek: Heuilaan is allemans wark niet. Binnen de ledders is niks; ie zörgt maar dat de wagen mit de ledder
- prins: prins Albert wagen
- raam: Op de wipkar een raam en op een briede wagen een juk (Borger)
- raamkop: Dwars over de wagen was de raamkop (Pesse)
- rad I: Gieniene wil graag het viefde rad an de wagen wèzen
- rammen I: Hij ramde met peerd en wagen tegen de boom an (Padhuis)
- rèren: De wagen, ...de ploeg, ...het kaorrad rèert
- rippereren: IJ moet die wagen even veur mij rippereren, ik heb hum neudig (Sleen)
- roegeln: Het zaod roegelt er oet, wij moet een klied tussen de bult en de wagen leggen (Sleen)
- roggegarf: Daor lag nog een roggegorve, dei was zeker van de wagen vallen (Barger Oosterveld)
- roggewagen: ...dan is de wagen geschikt um as heuiwagen of roggewagen te worden gebruukt (Broekhuizen)
- rondholden: IJ moet wat roem rondholden, ....rondhalen, aans kriej de lèeste wagen in 't sloot (Sleen)
- rondiel: Het rondiel van de wagen is wat schief ofsleten (Emmen)
- rondkommen: Hij kun met die wagen niet rondkommen (Emmen)