U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weer"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- balorig: Wij kriegt vast aander weer, oenze jongen bint zo balorig (Kerkenveld)
- balsturig: Het is balsturig weer
- bamberen: Hij bambeerde der weer wat op los (Emmen)
- baos I: Dei aole baos kan mit dit weer beter in hoes blieven (Barger Oosterveld)
- bar: Wat is het min weer niet? Jao bar (Gasselte)
- barg II: een briefkaorte weer of edaone worden (Hollandscheveld)
- barrebiester: Het is bar(re)biester weer (Sleen)
- barst: Aj met dat koolde weer met water warkt, hej zo barsten in de handen (Padhuis)
- batterij: Bi'j ok weer op batterij
- beddegerdien: We kruupt maor weer achter de beddegordienen, het begunt te reeuwen
- beddegoed: Het is goed weer, wij brengt het beddegoed hen boeten (Sleen)
- bedoemeln: Wel hef dat boek nou almaol weer bedoemeld? (Odoorn)
- bedoktern: Hij har 't lest bij ons bedorven en nou wil hij het weer bedoktern (Schoonebeek)
- bedompen: Het is bedompen weer (Valthermond)
- bedroefd: Het is bedroefd weer (Sleen)
- bedroefd: Het is bedroefd slecht weer (Nieuw Dordrecht)
- bedukseln: Ze hadden wat hikhakkeraai, mor het is al weer wat bedisseld
- beduun: Wat zul dat alarm nou weer beduden (Schoonebeek)
- beflèren: Dat jonk hef zich weer gans en al beflèerd, het is een echte flèertoete (Hoogeveen)
- begloepen: Stao ie heur weer te begloepen? (Pesse)