U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zetten"
Resultaten 121 - 140 van 327
- körtgoed: Wij moet het kortgoed in het water zetten
- körttuug: Wij moet het körttuug in het water zetten (Sleen)
- kraant: Aj die wat vertelt, kuj het net zo goed in de kraant zetten (Sleen)
- krabbel: Hij möt nog even zien krabbel zetten
- kracht I: Even kracht zetten (Dwingelo)
- krik I: Zij zetten de krik onder de waogentoet (Een)
- krummel: Dat krummel kan neit veul oet stee zetten (Norg)
- kruuparft: Bij kruuparften huuf ie gien ries te zetten (Schoonebeek)
- kruus I: Ik zal je een nei kruus in de boks zetten (Gasselte)
- kruusgast: Wij zetten vroeger de rogge in kruusgasten (Oosterhesselen)
- lege: Wij moeten de turf in het lege zetten
- licht I: Zien lucht under de korenmaot zetten (Padhuis)
- liebiendern: Kiek heur ies deur het grös liebiendern, d.i hier en daor een bien dale zetten
- lier: Jan möt even an de liere, veur wij koffie kunt zetten (Beilen)
- liest III: Een schoe op de lieste zetten (Dwingelo)
- liest III: Het lief op de lieste zetten
- liester I: Die kliester kan ok neit veul oet het stro zetten (Een)
- lieuwer(d): Met blokgooien mus e een let weer op blok zetten en louw kuj holden (Peize)
- lomigheid: Ik kan van lomigheid het iene bien haost niet veur de aander zetten (Sleen)
- lus: Even een lussie an de haanddoek, ... de maantel zetten (Pesse)