U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 121 - 140 van 500
- bleut II: Bleuten bint bij oons die vieze gele vakkies, die soms tuschen de hunnig ien 't raot zit (Ruinen)
- blinde I: De koenen zit onder de blienden (Hoogeveen)
- bloed: Dat achternichie zit nog
- bloed: Dat zit hum in het bloed
- bloem: Der zit hönnig in de bloumen
- bloot I: Hij zit met de blote nel
- blot: Der zit veul blut in de raot (Mantinge)
- blui: Der zit blui in de locht (Grolloo)
- bluien: As er bie zomerdag van die stapelwolken in de locht zit, woor de zunne tegen an schient, dan zegt wi (Barger Oosterveld)
- bluiknop: De bluiknobben zit er al in (Sleen)
- bluikop: Der zit bluikoppen
- bluisel: In de bluuisels van lindebomen zit een boel hönnig (Coevorden)
- bobbelig: Dat behang hej niet mooi plakt, het zit er zo bobbelig in (Nieuw Dordrecht)
- bocht I: Veur mien hoes zit twei bochten in de weg (Barger Oosterveld)
- bodem: Der is gien zatgeven an, der zit gien baodem in
- bodem: Daor zit een minne bodem in
- boeg: Het peerd is van veuren kreupel; het zit hom in de boug (Roderwolde)
- boek II: Ze zit mit de boek vol naarms en bienen
- boeken: Het heui zit zo stief tegen de planken dat de schuur der van boekt (Padhuis)
- boekumslag: Der zit een jamvlekke op 't boekumslag (Dwingelo)