U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dag"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 141 - 160 van 500
- gat: Hij slap een gat in de dag
- gebirs: Wat een gebirs de hiel dag deur
- geheimzinnigheid: IJ met je geheimzinnigheid, kom der mar ies met veur de dag (Zweelo)
- geldig: Die kaorties bint mor één dag geldig (Anderen)
- gesprek: Het is het gesprek van de dag
- gieten: Wat een weer, het hef de heeile dag ja nog niks aans daon as geeiten (Eext)
- gieten: Wij moeten elke dag de bloumen geiten (Een)
- glèende: Zien fiets hef de heeile dag in die glenne zun staon (Eext)
- godgans: De godgaanze dag hef e met zien luie kont op de stooul zeten (Eext)
- godgans: Het hef de godganselieke dag regend (Weerdinge)
- goezen: Ik wit niet wat ik hebbe, het goest mij de hele dag deur de kop
- görrig: Zie lopt de huile dag met een gorrig schoet veur (Emmer Erfscheidenveen)
- graanzen: Dat kind, dat graanst de hiele dag (Schoonoord)
- gresmesien: Eerst hadden ze het gresmesien stukkend en toen regende het nog een dag of wat (Barger Oosterveld)
- grilderig: Ik zal wal een beetie de kaolde te pakken hebben, deink, ik veul mij de hele dag zo grilderig (Hijken)
- Grönning(en): Wij gaot een dag uut naor Grönningen (Erica)
- gruun II: Die kan ok aordig gruun veur de dag kommen (Drouwen)
- haand: Zekt maor dag mit het haandtie
- hal II: Het mag mij nog heugen dat er mit de langste dag nog hal in de grond zat mit het torfgraven (Hollandscheveld)
- halfgebakken: Hij kwam der zo halfgebakken mit veur de dag