U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gek"
Resultaten 141 - 160 van 188
- pèerd: Hij is zo gek as het peerd van Christus
- pekelduur: Ik bin gek op zolte hering, maor ze bint zo pekelduur (De Wijk)
- prei: In de snert lus ik wel prei, mor steufd bin ik der niet zo gek op (Eext)
- prootien: Die hef altied zien praotie klaor, zo gek kan het niet wezen (Geesbrug)
- prul: Op de rommelmarkt bint ze gek op al die prullen (Noordscheschut)
- rad I: Dat wicht is zo gek as een rad
- raozen: Hie raosde as een gek over de deel (Sleen)
- rebarberpol: Wij hebben drie rabarberpollen; wij bint gek op rabarber (Erica)
- redontennust: Zie zeden wel: daor zit een redontennust. Daor heulen ze kwaojonges wat met veur de gek (Ekehaar)
- reurstok: Doe mij ies een reurstokkie; dat wordt wel ies uut de gek ezegd (Geesbrug)
- rol: Kinder zint gek op een rol drop (Nieuw Dordrecht)
- sagobrij: Sagobrij is elk nich gek op (Barger Oosterveld)
- schamelheid: Hij was gek op heur, maor deur zien schamelheid wus hij haost niet, hoe hij het anleggen mus (Zwinderen)
- scheren III: Scheer der de gek maar mit
- schol II: Dat wicht is gek op schol (Emmen)
- siepel: Hij is zo gek as een siepel
- Sint-Juttemis: as alle kalver gek op het is danst
- smoor: De buurman hadden ze veur de gek holden en har donders de smoor ien (Uffelte)
- sniemoes: Ik bun nich zo gek op snietjemous (Barger Compascuum)
- spiekerzeef: Ze luten mij veur gek lopen um een zak koestront of een spiekerzeef (Emmen)