U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geld"
Resultaten 141 - 160 van 423
- geld: Eerst geld en dan halen (Erica)
- geld: As het geld sprek, mot het geloof zwiegen (Gasselte)
- geld: Elke waor is naor zien geld (Grolloo)
- geld: Geld sprek, zee de rieke boer en doe houwde hij met de geldbuul op taofel (Havelte)
- geld: Geld maakt recht wat krom is en loos, wat dom is (Hijken)
- geld: Die zit op het geld as de duvel op de ziel (Erica)
- geld: De Drenten zit het geld zo vaste in de buse as taanden in de mond (De Wijk)
- geldstrikkien: Geef toch niet zoveul geld oet veur al die geldstrikkies (Stieltjeskanaal)
- geluk: Gelok mit het geld (Ruinerwold)
- gelukkig: *Geld allennig mak niet gelokkig (Ruinerwold)
- gesteld: *Grote bulen met weinig geld/Zo is het in Blauw Hieken gesteld (Hijken)
- gezondheid: Een goeie gezondheid is meer weerd as een kist vol geld (Eext)
- girreln: Hij hef het niet etröffen mit die vrouwe, het geld girrelt heur deur de vingers (Ruinerwold)
- glad: Zeg mor helder het gladde geld
- goed I: Zien geld en goed hef e verleuren (Schoonebeek)
- gooien: Wel gooit daor geld in?
- gram II: Hie is zien geld gram
- gram II: Ik heb het geld nait gram
- gram II: Hij hef geld gram
- greep: Die zit good in de greep van het geld (Hijken)