U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goed"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 141 - 160 van 500
- biecht: Ik heb hum goed de biecht an ezegd
- bienwark: Het bienderwark is goed (Ruinerwold)
- biester II: Een biester klein bettien vrundelijkheid kan al een bult goed doen (Padhuis)
- bij II: Hij is goed bij de tied (Ruinerwold)
- bijblieven: Mit 't wark kun ik goed bijblieven (Elim)
- bijholden: Hij höldt zien zaakies goed bij (Hoogeveen)
- bijlangs: Hij komp de boel goed
- bijlangskommen: Daor bin ik goed bijlangskommen
- bijpassen: Wij hebt ruild, mar ik mös goed wat bijpassen (Padhuis)
- bijschaven: Die jong, die möt nog een beetien bijschaafd worden, het komp wel goed met hum (Sleen)
- bijschoeren: Het kamnet stiet niet hielmaol goed, wij moet hum nog wat bijschoeren (Sleen)
- bijspieze: Wij hadden die middag wel niet veule bijspieze, maor het stokkie in de linkerhaand was goed (Hoogeveen)
- bik I: As de bikkerij der maar goed is (Nieuw Schoonebeek)
- binden: Dat dink muj wel mit een ende touw goed vaste bienden (Hoogeveen)
- binnenstro: Het binnenstro is goed dreuge, het butenstro niet (Hollandscheveld)
- blasterig: Ie kunden wal zien dat e niet goed was, hij zag er zo blasterig oet (Padhuis)
- blauw: Hij was gisteraovend ok goed blauw (Zuidwolde)
- bliek III: Eerder mus het witte goed nao de wasse op de blieke (Koekange)
- bliek III: Het goed bleekte mooi op de blieke, het trök goed uut (Hoogeveen)
- blieken II: Het witte goed lag te blieken en 't bonte worde in de liende ehangen (Hoogeveen)