U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuren"
Resultaten 141 - 160 van 199
- proten: Je kunt an het praoten wal heuren dat het een Knaolster is (Borger)
- rabbelkast: Ie kunt het al van verre heuren, as hie der mit zien rabbelkaaste ankomt (Roswinkel)
- raozen: Ie mussen hum mar ies heuren raozen, toen hij in de gaten kreeg det hij an het körtste ende trök (Ruinerwold)
- rèren: Moej dat linker rad is heuren reren. Het is net of het rop: Boer is zuuuunig (Eext)
- rèren: Oze sikken heuft je mor te heuren of ze begunt al te rèren (Hijken)
- rèren: Moej de katten is heuren rèren; zint net kinder (Oosterhesselen)
- robbeln: Uut de veerte kuj die fietse al heuren robbeln over dat broggien (Pesse)
- roegeln: Ie kunden de vogels heuren roegeln onder de pannen (Nieuw Amsterdam)
- roffeln: De optocht komp er an, wij kunt de trommels al heuren roffeln (Borger)
- sanderdaags: Ie zult er sanderdaags wel van heuren (Nijeveen)
- scha I: Aj veur lustervink speult, moej soms je eigen scha en schaande heuren (Hijken)
- schandaal: Jongs, maak toch niet zo'n schandaal, het heuren en zien vergiet oes (Coevorden)
- schruwerd: Dat is een schrouwerd, ie kunt hum altied heuren (Elim)
- sjerpen: Moej die vogels ies heuren sjerpen (Sleen)
- slontern: Laow het slontern of laot wie nog wat van os heuren? (Barger Compascuum)
- smakken: Deur het gewicht kunden ie het ding op ofstand op de grond heuren smakken (Hooghalen)
- smoor: Ik kreeg zo de smaor op hum ien, de'k hum neet mèer heuren of zeen mag (Ruinen)
- snarrig: Most dat snarrige ding ies weer heuren (Barger Compascuum)
- snatern: Moej die enten ies heuren snaetern (Diever)
- snerpen: Ie kunt het mes over de botten heuren snarpen (Balloo)