U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kachel"
Resultaten 141 - 147 van 147
- veurverwarmen: Ik heb mit dei kaolde eerst mien klompen in de kachel veurverwarmd (Barger Oosterveld)
- vriezen: de pook stun stief bij de kachel (Meppel)
- vuurgat: Die kachel hef twee vuurgaten (Nijeveen)
- warmen: Ik wil mij even warmen bij de kachel (Stieltjeskanaal)
- winterhanden: Ik kome maar niet derect bij de warme kachel, aans krie'k winterhanden (Meppel)
- zengen: Dat wasgoed is wat zengd; het hangt te dicht bij de kachel (Ekehaar)
- zwartsel: Is er nog zwartsel veur de kachel?