U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kepot"
Resultaten 141 - 150 van 150
- wonder I: As ze zo doet, is het ook gien wonder det ze de boel altied kepot hebt (Ruinerwold)
- worp: De wörp van de zende is kepot (Nijeveen)
- wruten: Hij wröt zich kepot, hij is slaof op zien eigen bedrief (Kloosterveen)
- zeen I: Det zeen is niet kepot te kriegen (Koekange)
- zicht III: As de zicht kepot was, muken wij der een windhoepel van (Sleen)
- zoegklep: De zoegklep in de emmer van de pomp was kepot (Weerdinge)
- zwenkrad: Het zwenkradtie van de heuimachine is kepot (Uffelte)
- zwienenbak: Het endelbred van 't zwienebak was kepot (Rolde)
- zwieten: Doou de jas toch oet, ij zweeit je ja kepot (Eext)
- zwik I: Het pèerd rukde met geweld an, en doe was het hiele zwikkien kepot (Sleen)