U zocht voorbeeldzinnen met daarin "man"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 141 - 160 van 500
- dun: Die man is zo loos, zo lopt ze der mor dun
- duren I: Het doerde en doerde man, der kwam gien ende an (Barger Oosterveld)
- duvels: Die man was zo duvels, hij schupte alles onderstebaoven (De Wijk)
- dwars: Die man geeit overal dwars tegen in (Anderen)
- èende: Wat is die man toch een lang èende
- eerder: Was man eerder komen (Roswinkel)
- eernsachtig: Die man is eernsachtig, die holdt niet van gekheid (Anderen)
- elektrisch II: Die man hef pas elektrisch locht kregen (Mantinge)
- elfribbe: Een elfribbe is een magere vrouwe, maagie of man (Meppel)
- elk: Dou hum man van elks eine mit
- en I: Ie mut man en peerd numen (Zuidwolde)
- ernstig: Wat kik die man altied ernstig (Barger Oosterveld)
- fabel: Dei man vertelt fabelties, most er niks van leuven (Barger Oosterveld)
- faliekant II: Die man is faliekant gek (Anderen)
- falliesement: Die man is het falliesement ook anzegd (Weerdinge)
- febrieksarbeider: Hij was fabrieksarbeider, man har der nog een stukkien land bie (Barger Oosterveld)
- fetsoen: Die man kent gien eer of fersoen (Anderen)
- fetsoenlijk: Het is een fetsoenlijke man (Sleen)
- fezantenjacht: Ze bunt op fazantenjacht west, man zie hebt nich veule kregen (Barger Oosterveld)
- fiengevulig: Die man is slim fiengevulig, hij zegt nooit wat waor een ander anstoot an nemmen kan (Schoonebeek)