U zocht voorbeeldzinnen met daarin "over"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 141 - 160 van 500
- douzen: De rötten doust over de zolder (Sleen)
- draank: Hij hef een kwaoie draank over zuk (Eext)
- dragen: Die kou dreg over tied (Barger Oosterveld)
- draod: As 's mörgens veul draoden over het laand ligt, kriej daags mooi weer
- drèeien: Met het eerpel opzakken over de möl, muj mekaar bij het dreeien oflossen (Padhuis)
- drieten: Hij dreet dwars over de akker hen
- drieten: Het drit mij niks dat ze over ons praot
- drietet: Aj een koe met de tetten op het draod kriegt, hol ij vaak een drietet over (Sleen)
- drillen I: Ze haar sloffen an en ze drilde der over (Roderwolde)
- dròk: Over dat ongeluk wör drok praot (Norg)
- drumpel: Hij kwam der nogal vaok over de drumpel
- drumpel: Neit over deur of drumpel komen
- drumpel: Het eerste schaop is al over de drumpel (Noordscheschut)
- dubbeltaand: Aintaands eggen is an mekaor langes, anderhaalftaand is haalf over het veurige hen en dubbeltaand is (Eexterveen)
- duker: Dukerties bint kleine veugelties, die over het water scheert (Elim)
- dunder: De dunder is der over gaon, der komp niks van terecht
- duvelsdrek: weur over de pieren daon, dan wolden de vissen beter bieten (Geesbrug)
- dwars: Wij leupen dwars over, dan kuj wat gauwer (Exlo)
- edik: Wai doun altied edik over mous en sniebonen (Roderwolde)
- eerde: Ik make mij der niet zo naar over, de eerde dreit er wel umme deur (Noordscheschut)