U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pèerd"
Resultaten 141 - 160 van 267
- pèerd: Het hinkende pèerd komp achteran
- pèerdezolder: Bij een pèerd haj een pèerdezolder en boven de koenen de hilde (Sleen)
- pèerdstal: Dat pèerd wol vanmörgen 't pèer(d)stal niet oet (Sleen)
- pèerdtieskram: pèerd
- piep: Dat pèerd is kreupel, hij hef een dikke piep (Emmen)
- piets: Geef dat pèerd een piets, da e wat anlop (Sleen)
- pissen: Een pèerd over het pissen jagen
- plenter: Wat is dat een plenter van een pèerd
- plenter: Een plenter van een pèerd
- plofferd: Dat pèerd, dat is zo'n holle plofferd (Sleen)
- poep II: Dat pèerd dat is een aolde poep
- poesterd: Een poesterd van een pèerd (Sleen)
- poezen: een demp pèerd (Sleen)
- pronktuug: Het pèerd hef het pronktuug an (Sleen)
- raanseln II: In dat huukien kan dat pèerd zich nog mooi even ranseln (Padhuis)
- rammel: Aj het pèerd draven luten, möj zien daj een rammel bij je hadden
- reep II: Ik moe het pèerd nog even wat heui in de reep, ...riep doen (Sleen)
- remmig: Het aolde pèerd was remmig; het was versleten (Zwinderen)
- remmig: Dat pèerd is slim remmig
- remp: Het is een rempig pèerd (Sleen)